Het was een zomerse zaterdagavond en we liepen door Palermo. De brede boulevards waren verlaten; de reisgids in ons hand waarschuwde uitgebreid voor het gevaar van de Palermitaanse straten. Naarmate we vorderden en de stad leger oogde, nam de ongerustheid toe. De schaarse voorbijgangers leken steeds meer op zakkenrollers, verkrachters en all-roundpsychopaten. Het was vakantie en wij waren de trotse bezitters van een onveiligheidsgevoel. Uiteindelijk bleken de straten verlaten omdat iedereen thuis voor de televisie hing. De Italianen speelden die avond blijkbaar een match voor de wereldbeker. Maar waar kwam ons onveiligheidsgevoel vandaan? Waren de straten gevaarlijk? Leken dat alleen maar zo? Hadden de gidsen ons iets aangepraat? Moeilijk te zeggen, maar toch eens proberen.
Tweejaarlijks publiceert de federale politie de zogenaamde ‘veiligheidsmonitor’, die gebaseerd is op een telefonische enquête bij meer dan 40 000 mensen. In een aparte sectie over het ‘onveiligheidsgevoel’ luidt de eerste vraag: ‘Gebeurt het dat u zich onveilig voelt? Is dit 1: altijd; 2: vaak; 3: soms; 4: zelden; 5: nooit; 6: weet niet; 7: geen antwoord.’
Er wordt alleen niet nader verklaard wat er met ‘onveiligheid’ bedoeld wordt. Wat antwoord je dan als welwillend burger? Als ik denk aan de toenemende verspreiding van nucleaire wapens, voel ik me niet meteen veilig. En berichten over industrieel sluikstorten, geperforeerde ozonlagen, smeltende ijskappen, vervuilde lucht, overmatige boomkap en andere onheilstijdingen stellen me evenmin op mijn gemak. Ik kan me voorstellen dat het oncomfortabel voelt als je huis onveilig of ongezond is, of je werkplek. Maar uit de andere vragen blijkt dat de monitor niet naar deze vormen van onveiligheid polst. Met onveiligheid wordt louter de dreiging van criminele daden bedoeld. Verkeersveiligheid komt in de vragen van de monitor bijvoorbeeld wel ter sprake, maar alleen in zoverre ze betrekking heeft op criminele daden als verkeersagressie.
Voel ik me onveilig als ik van het Sint Pietersstation naar de Brugse Poort fiets? Soms wel, ja. Niet uit schrik voor baanstropers, struikrovers of met krikken zwaaiende automobilisten. Wel door de bizarre voorrangsregels op de Coupure (waardoor auto’s altijd voorrang hebben) en de eeuwige wegenwerken aan de zijkant van de Phoenixbrug, die je als fietser tot enige avontuurlijkheid verplichten.
Daarmee is niet gezegd dat ik Het Onveiligheidsgevoel niet ernstig neem. Genre: ‘Ik woon in de stad en mij is nog nooit iets overkomen’. Zo’n uitspraak zegt namelijk niets over wat een oud vrouwtje voelt wanneer haar handtas gepikt wordt of een jonge vrouw wanneer ze op straat lastig gevallen wordt. En mijn autoraam kunnen ze ook al niet inslaan, want ik heb geen auto.
Er is echter een probleem als men elke veiligheidsproblematiek herleidt tot een kwestie van crimineel of onaangepast gedrag van onwillige individuen. (Het gevoel van) veiligheid heeft niet enkel te maken met criminaliteit, maar ook met levenskwaliteit, met mogelijkheden en met verwachtingen. Dat betreft vaak structurele problemen, die misschien minder gemakkelijk statistisch te vatten zijn, maar daarom niet minder reëel zijn. Dit aspect van onveiligheid verwaarlozen, is net zo zinloos en gemakkelijk als elk maatschappelijk ongenoegen toeschrijven aan ‘verzuring’, dat andere toverwoord dat alle samenlevingsproblemen verklaart.
Het mechanisme is hetzelfde. ‘Verzuring’ schuift de schuld in de schoenen van onwillige individuen om niet te moeten kijken naar dieper liggende oorzaken. Natuurlijk zijn we terecht ontevreden omdat een heleboel mensen op een partij stemmen waarvan het democratische gehalte twijfelachtig is. Maar zijn die kiezers werkelijk allemaal verzuurd? Of zijn ze slecht en egoïstisch? Is die partij echt zo perfide en demagogisch dat de kiezers willoos volgen?
Of is het toch iets ingewikkelder? Al vijftien jaar wil men de politiek dichter bij de burger brengen. Voorlopig raakt de politiek alleen dichter in de buurt van entertainment. Misschien moet de politiek niet naar de burger, maar moet de burger naar de politiek. Waarom verwachten we democratische reflexen als die nooit aangekweekt zijn? Waarom verwachten we genuanceerde politieke analyses wanneer ‘de mensen’ nooit aangemoedigd worden tot politieke reflectie? Een systeem gecontroleerd door beroepspolitici, waarin democratische participatie bestaat uit het sporadisch aantikken van een bolletje op een pc, mag misschien eens in eigen boezem kijken. Het blijft dan ook opmerkelijk dat sommige politici zich nog altijd zo denigrerend durven opstellen tegen niet-partijpolitieke bewegingen en actiegroepen. Actiegroepen hebben het ongetwijfeld vaak bij het verkeerde eind, maar geldt dat niet evenzeer voor politici?
Nu goed. Binnenkort is ons moment van politieke inspraak weer daar. Doe de voordeur goed op slot als u gaat stemmen, kijk links en rechts voor u de straat oversteekt en kleur vooral mooi buiten de lijntjes!
Wouter Brauns
oorspronkelijk verschenen in TiensTiens 7 (herfst 2006)