Een paar maanden geleden maakte Netkwesties een balans op van de zorg over privacy. Heel bemoedigend klinkt het allemaal niet, getuige alleen al de titel van het artikel: Kleine kring van grote zorg over privacy. Journalist Tonie van Ringelestijn stelt vast dat de noodzakelijke discussie slechts moeizaam op gang komt. Hier een academisch debat, daar een politiek stuk en elders een paar opiniestukken. Verder gaat het niet, terwijl nieuwe opsporingstechnieken en overheidsdatabases de privacy van burgers steeds meer ondermijnen.
“De gevolgen van technologie op de persoonlijke levenssfeer zijn zo groot dat het hele begrip ‘privacy’ wankelt. Veel maatregelen die vijftien jaar geleden nog op veel maatschappelijk verzet stuitten zijn nu de normaalste zaak van de wereld: onbeperkt cameratoezicht, aftappen, het op grote schaal verzamelen en opslaan van gegevens over communicatiegedrag, uitgebreide bevoegdheden tot het vorderen van informatie bij bedrijven en instanties, de identificatieplicht, koppeling van overheidsbestanden, het biometrisch paspoort met centrale databank en het doorgeven van alle financiële en reisgegevens aan geheime diensten. Het kwam de afgelopen jaren tot stand zonder wezenlijk maatschappelijk debat laat staan verzet.”
Dat ontbreken van een maatschappelijk debat hoeft ons niet echt te verbazen. Als de burger om zijn standpunt wordt gevraagd, blijkt vaak dat privacy niet de hoogste prioriteit heeft bij de meerderheid van het volk. Als hen de vraag wordt voorgelegd, dan kiest een overgrote meerderheid voor veiligheid ten koste van privacy. Uiteraard, denken we dan. Wie is er immers zo gek om bewust voor onveiligheid te kiezen? Niemand toch?
Alleen is het de vraag of dergelijke onderzoeken en opiniepeilingen wel de juiste vragen stellen. Alleen al de manier waarop de koppeling tussen veiligheid (positief) en privacy (negatief) gemaakt wordt, is al een antwoord op zich. Moet meer veiligheid per definitie ten koste van de privacy gaan? Kan de vraag ook niet omgekeerd worden? Betekent de ondermijning van de privacy niet net een nog grotere inbreuk op de veiligheid? Maakt een blind vertrouwen in databankbeheerders, opsporingsdiensten en overheden, ons niet net kwetsbaarder? En draagt die kwetsbaarheid dan niet bij aan de onveiligheid?
Het zijn vragen waarvan je het gevoel krijgt dat ze niet eens gesteld mogen worden. Terwijl de vragen die in de onderzoeken wel gesteld worden, een heleboel zaken onbeantwoord laten.
“Nogal gemakkelijk wordt beweerd dat het de mensen blijkbaar niets uitmaakt. Men wijst dan op de afgenomen betekenis die men hecht aan privacy of aan het gemak waarmee met name de jeugd te koop loopt met persoonlijke informatie. Dat die onnadenkendheid is gebaseerd op gemakzucht of onwetendheid over wat er met gegevens wordt gedaan zegt men er niet bij.”
“Het is de vraag of burgers werkelijk in staat zijn om een weloverwogen oordeel te vellen. Er is weinig bekend over de effectiviteit van alle maatregelen en tot nu toe te weinig aandacht voor het cumulatieve effect. Burgers zijn vaak ook nauwelijks op de hoogte van wat er allemaal speelt. Van een doordachte afweging kan dan ook nauwelijks sprake zijn.”
Toch worden de resultaten van peilingen en onderzoeken gebruikt om een beleid te legitimeren dat slechts in één richting wijst, die van steeds meer controle en steeds minder privacy. Van Ringelestijn beschrijft in zijn artikel vooral de Nederlandse situatie. In België is het nog erger gesteld. Hoe moeizaam de discussie in Nederland ook op gang komt, er zijn ten minste nog pogingen tot weerwerk. Terwijl je in België zelfs nauwelijks van een aanzet tot discussie kan spreken. Nochtans is de situatie in Nederland niet of nauwelijks verschillend van die in België. Van cameratoezicht tot rfid-chips en van gegevensopslag tot uitgebreidere bevoegdheden voor veiligheidsdiensten. Het is een evolutie die in de hele geïndustraliseerde wereld merkbaar is.
Daarom is het des te beangstigender dat de zorg voor privacy zich slechts in kleine kring afspeelt. Met het opgeven van de privacy geven we meteen ook verschillende andere grondrechten (zoals de vrijheid van meningsuiting) prijs. En met het prijs geven van die rechten en vrijheden gaan we steeds verder in de richting van de controlemaatschappij. Voor ons is dat een schrikbeeld dat steeds meer realiteit wordt. We kunnen er daarom maar beter voor zorgen dat die “kleine kring” omgezet wordt in “uitdeinende kringen”. En liever vandaag dan morgen.