‘The Social Network’ is een leuke film die niet echt over Facebook gaat, maar wel doet nadenken over wat sociale netwerken doen met onze privacy. En volgens Timothy Garton Ash gaan ze veel te ver.
Een paar dagen nadat ik The Social Network had gezien, de film over Facebook die eind oktober hier in de zalen komt, praatte ik met twee topmensen van Facebook in hun hoofdkwartier aan Page Mill Road in Palo Alto, vlakbij de campus van Stanford. ‘Wat vonden jullie van de film?’ vroeg ik, in de wetenschap dat het personeel van Facebook op de dag van de première met hele bussen naar de bioscoop was gebracht. ‘Wat droogjes’, zei de ene, ‘een beetje traag.’ ‘Aan de saaie kant’, zei de andere. Zou het kunnen dat het bedrijf instructies heeft gegeven? Facebook zegt dat een film over Facebook saai is…
Geloof er niets van. The Social Network is een leuke film en best het bekijken waard. Maar denk vooral niet dat het een ernstige film is over sociale netwerken, het internet en hun positieve en negatieve mogelijkheden. Het is een brok amusement over Harvard, over Amerikaanse advocaten en over 19 zijn. Een schitterende, hilarische overdrijving.
Realistisch is de film niet. De Harvard-studenten slaan elkaar met briljante kwinkslagen om de oren, als Woody Allens in de dop. Ze spreken niet zoals echte Amerikaanse studenten dat doen, met stopwoorden en schuttingtaal. Toch zegt de satire iets over een probleem dat Facebook in het echte leven heeft veroorzaakt: het verlies van onze privacy. In het begin van de film gebruikt een dronken Mark Zuckerberg zijn blog om af te geven op een vriendinnetje dat hem net heeft gedumpt. Daarna wreekt hij zich op het complete vrouwelijke geslacht door foto’s van studentinnen achter hun rug op het net te plaatsen, zodat mannelijke studenten scores kunnen geven.
Tyler Clementi uit de kast
Die kleine inbreuk op de privacy is kinderspel, vergeleken met wat we in het voorbije decennium hebben gezien. In dezelfde week dat de film in roulatie werd gebracht, kwam een vreselijk incident aan Rutgers University in het nieuws. Een student van 18 jaar, Tyler Clementi, was buiten zijn weten gefilmd terwijl hij met een andere man in bed lag. Zijn kamergenoot, die op Tylers verzoek de kamer een paar uur had verlaten, had de webcam van zijn computer ingeschakeld en de video online gezet, waar iedereen hem kon zien. Tyler Clementi sprong van de George Washington Bridge zijn dood tegemoet. Zijn afscheidsboodschap op Facebook: ‘ga van gw brug springen, sorry’.
Tylers verhaal gaat natuurlijk niet over Facebook, laat staan dat het er een kritiek op zou zijn — ook al blijft de terloopse smart van zijn afscheid op Facebook, die zes woorden in onderkast, mij achtervolgen. Maar het is wel een verhaal over de manier waarop alle nieuwe communicatietechnologieën onze privacy zo kwetsbaar maken.
De mensen van Facebook brengen ertegen in dat hun sociale netwerksite je meer controle over je privacy geeft dan een heleboel andere plekken in deze dappere nieuwe wereld. Ze hebben geen ongelijk. Vergeleken met de Britse roddeljournalisten die de sms-berichten van hun slachtoffers kraakten en hun intieme geheimen onthulden, gewoon om meer kranten te verkopen, is Facebook een vrome priester die het biechtgeheim bewaart. Maar zijn praktijken in het verleden – in combinatie met de manier waarop mensen het systeem gebruikten – hebben bijgedragen tot de erosie van de privacy. En ook de huidige praktijken laten nog te wensen over.
Een nu al vermoeid cliché zegt dat ‘de Facebook-generatie geen belang meer hecht aan privacy’. Normen veranderen natuurlijk van generatie tot generatie, maar het lijkt er meer op dat mensen zich enthousiast in deze fantastische nieuwe ervaring hebben gestort – en nu, enkele jaren later, soms versteld staan van de gevolgen. In zijn nieuwe boek The Facebook Effect vertelt David Kirkpatrick over een peiling bij werkgevers in de VS, in 2009, waaruit bleek dat 35 procent van de bedrijven sollicitanten had afgewezen als gevolg van informatie die ze op sociale netwerken hadden ontdekt. Eén op de drie! Niemand zal me doen geloven dat ‘de Facebook-generatie’ zich daar niets van aantrekt.
Theorie en praktijk
Facebook zegt dat het de privacy nu beter beveiligt en dat je zelf het beschermingsniveau kunt instellen. Het is je eigen keuze. Dat is ongetwijfeld het juiste principe, maar hoe gaat het in de praktijk? Ik heb net geprobeerd een nieuwe account te openen, vertrekkend van nul, en ik vind de privacyregeling allesbehalve volmaakt. De standaardinstellingen zijn bijna allemaal gericht op het delen van informatie. Een voorbeeld: tijdens de registratie wordt je e-mailadresboek automatisch doorgelicht (om mogelijke Vrienden te vinden). Het duurt een hele poos om alle tabs zo in te stellen dat je privacy beter beschermd is. Je kunt ook heel gemakkelijk de kleine lettertjes missen, zoals ‘Instantpersonalisatie’, een functie die je toegang geeft tot ‘specifieke vriendensites zodra je online komt’. Je moet naar een andere pagina gaan (Toepassingen, spellen en websites) om ze uit te schakelen. Zelfs nadat ik de automatische doorlichting van mijn adresboek ongedaan had gemaakt, toverde Facebook een lange lijst van mogelijke vrienden en ‘mensen die je kent’ tevoorschijn. Veel van die mensen ken ik inderdaad (een van mijn zonen, bijvoorbeeld, bedankt voor de introductie), maar van andere heb ik nog nooit gehoord.
Het gewezen hoofd privacy van Facebook, een man die nu in California kandidaat is voor het ambt van Attorney General, heeft kritiek uitgeoefend op het feit dat je dergelijke instellingen niet in, maar uit moet schakelen.
Iedereen kijkt mee
Het ruimere probleem is de erosie van onze privacy in het voorbije decennium. Ze is het gevolg van drie grote krachten. Eerst de technologie zelf, die het nu al mogelijk maakt om het spoor van een heel leven te volgen en iedereen overal te vinden, met een snelheid en een precisie die een generaal van de Stasi had doen kwijlen.
Dan is er de jacht op winst, die bedrijven ertoe aanzet om de smaak en de gewoonten van hun klanten almaar nauwkeuriger in kaart te brengen, om gerichter te kunnen adverteren. Ten slotte zijn er de regeringen, die manieren vinden om veel van die informatie te pakken te krijgen en ook op eigen houtje hele servers vol gegevens verzamelen.
Zo kan iedereen – voyeurs, stalkers, dieven, terroristen – op Google Earth en Google Street View in alle rust gedetailleerde foto’s van uw huis bekijken. Uw smartphone vertelt waar u bent. Uw zoekgeschiedenis op Google is een intiem portret van uw leven. Heel uw kredietgeschiedenis wordt als vanzelfsprekend door banken en hypotheekverstrekkers onder de loep genomen. En de Britse en Amerikaanse regeringen hebben zich stilletjes het recht toegeëigend om – in naam van de veiligheid – al die informatie in de gaten te houden, tot en met al uw e-mails en gsm-gesprekken.
We kunnen natuurlijk laten betijen en aanvaarden dat de wereld nu eenmaal zo draait. ‘Privacy is dood, leer ermee leven’, zou Scott McNealy, de medestichter van Sun Microsystems, ooit hebben gezegd. Maar we kunnen ook terugvechten en proberen iets van onze verloren privacy te heroveren. We kunnen onze eigen normen bepalen en ze met anderen delen. We kunnen bedrijven als Facebook, die voor hun inkomsten uiteindelijk van ons afhankelijk zijn, rechtstreeks onder druk zetten. We kunnen Facebook gebruiken om Facebook te veranderen. We kunnen ook ten minste drie zaken van onze regeringen eisen: dat ze respect opbrengen voor onze privacy; dat ze al te nieuwsgierige bedrijven beter reguleren; en dat ze schendingen van de privacy bestraffen, zoals de kwalijke grap die Tyler Clementi de dood in heeft gedreven. Dezelfde netwerktechnologieën die onze privacy ondermijnen, geven ons de macht om terug te slaan. Anders dan in de film is dat allemaal heel droog en traag en saai, maar onze toekomstige vrijheden hangen ervan af.
Timothy Garton Ash
Wie? Professor Europese studies aan de Universiteit van Oxford en columnist van The Guardian.
Werkt aan de universiteit van Stanford in Californië.
Wat? We moeten onze verloren privacy heroveren en regeringen moeten daar een rol in spelen.
Waarom? Onze toekomstige vrijheden hangen er mee van af.
Verschenen in De Standaard zaterdag 09 oktober 2010.
Originele column voor the Guardian hier (plus de reacties).