Over twee weken deelt de Liga voor Mensenrechten weer haar jaarlijkse Big Brother Awards uit: prijzen voor wie het onachtzaamst omgaat met onze privacy. Het wordt voor de jury elk jaar moeilijker om een winnaar te kiezen, zo hevig bekampen kandidaten elkaar om de titel. Ging het vroeger nog om een cameraatje op de werkvloer, intussen zitten we met een Europa dat al het telefoon- en internetverkeer van haar 500 miljoen burgers zorgvuldig bijhoudt. Om hen te beschermen natuurlijk. Het Europese Hof van Justitie verbrak die databewaringsrichtlijn vorige maand nog, maar geen nood: er wordt druk gesleuteld aan een nieuwe versie. De evolutie van gezonde machtshonger naar totale vraatzucht wordt goedgepraat met paranoia. Met dank aan George en Osama, het meest succesvolle makelaarsduo van de angst ooit.
Europese staatshoofden doen doorgaans hun best om verontwaardigd over te komen als het gaat om de schandalen van de Amerikaanse inlichtingendienst NSA, maar zijn eigenlijk vooral jaloers. Ook zij dromen in het diepst van hun gedachten van meer macht. Meer controle. Controleren in de twee betekenissen: 1. inspecteren en 2. sturen. Het is vooral die tweede betekenis die we uit het oog zijn verloren in het privacydebat.
“Als ge niets te verbergen hebt, hebt ge niets te vrezen!” Leuke zin, maar irrelevant. Privacy is niet het recht om iets te verbergen. Het is niet het recht op een gordijn voor je raam of een tettenboekske onder je bed. Privacy heeft niets te maken met stiekem je ding kunnen doen. Privacy is het recht om niet continu gecontroleerd te worden (in de beide betekenissen van het woord). Om niet overgeleverd te zijn aan de willekeur van een anoniem staatsapparaat, dat altijd aan het langste eind trekt, onafhankelijk van wie of welk regime er nu weer aan de macht is. Privacy is het recht op het vermoeden van onschuld.
Het échte doembeeld van controle is niet dat van George Orwell uit 1984, maar dat van Franz Kafka uit Het proces. Niet dat van inspectie maar dat van burgerlijke machteloosheid. In realiteit zijn burger en overheid minstens even (on)betrouwbaar, daarom is er tussen beiden een machtsevenwicht nodig. Privacy garandeert nét dat evenwicht.
Intussen helt de balans almaar sneller over. Burgers worden steeds kwetsbaarder. Cash geldtransacties worden beperkt en het bankgeheim wordt opgeheven (tegen fraude). Het briefgeheim wordt geschonden (tegen terrorisme). Alle dataverkeer wordt bijgehouden (“voor het geval dat”). Op straat moeten onze gezichten onbedekt blijven om ten allen tijde zicht- en filmbaar zijn (om ons te beschermen, zogezegd. Tegen wie? Kim De Gelder? Hans Van Themsche? Nordine Amrani? Sardonis van Merlina? Alleen die laatste droeg een masker.)
De goede intenties van zij die wetten maken, zijn niets waard in de toekomst. Hoed u dus voor politici die zich daarop beroepen. Volgens de Finse IT-specialist Mikko Hyppönen is de hamvraag niet of we onze huidige overheid blindelings vertrouwen, maar of we alle overheden van de komende 50 jaar blindelings vertrouwen. Een studie van de KU Leuven peilt dat vertrouwen vandaag rond de 37 procent. De totale afwezigheid van protest is dan ook niet het gevolg van een blind geloof in de overheid, maar van een fatalistische desinteresse van een bevolking, zoet gehouden door brood, spelen en gemakzucht.
De volledige redenering van de brave burger zou moeten zijn: “Als het systeem perfect is en de mensen erachter onfeilbaar en oncorrumpeerbaar; nu én in de toekomst, dán heb je niks te vrezen.” Dat zijn een hoop als’jes achter elkaar.
Wie bewaakt de bewakers? Ironisch genoeg waren het net de Founding Fathers van de Verenigde Staten (nu Bushland), vers verlost van de Britse tirannie, die twee eeuwen geleden al een gezond wantrouwen tegen autoriteit koesterden. Daarom beschermen de fameuze amendementen van de Amerikaanse grondwet expliciet de burgers tegen hun overheid. Het zijn dus de burgers die de bewakers moeten bewaken. Burgers zoals Edward Snowden. (Onder bescherming van Stalins moedertje Rusland, o zoete ironie.)
Barack Obama, als president bij titel Verdediger van de Amerikaanse Grondwet, verklaarde: “We moeten een evenwicht zoeken tussen veiligheid en vrijheid”. Benjamin Franklin, die meeschreef aan die grondwet, zei ooit: “Wie bereid is vrijheid in te ruilen voor veiligheid, verdient geen van beide.”
Elke vrijheid die we vandaag opgeven, zijn onze kinderen onherroepelijk kwijt.