Vrijdag 10 april mocht schrijver Tommy Wieringa de vijfde Kousbroeklezing geven. Onder de titel Niemands meester, niemands knecht onderzocht hij de bandbreedte van de huidige individuele vrijheid: een schaars goed dat in ruil voor welvaart en veiligheid vrijwel moeiteloos wordt opgegeven, zo lijkt het. Oprukkende technologiebedrijven en opdringerige overheden kunnen ongehinderd hun gang gaan. Wie kan er nog ontsnappen aan dit reusachtige systeem?
Hieronder plukken we voor u een paar quotes uit de lezing. De integrale versie is terug te vinden op de website van De Gids.
Slechte gewoonten
“Met de vanzelfsprekendheid van een natuurwet en de brutaliteit van een gangster overschrijdt de staat voortdurend de grenzen van de persoonlijke levenssfeer, een terrein dat krimpt en krimpt, net zo lang tot er geen privacy meer bestaat, een moment dat volgens Mark Zuckerberg al lang is aangebroken: ‘Het tijdperk van privacy is voorbij.’
Natuurlijk zijn grote technologiebedrijven tot veel ingrijpender privacyschendingen in staat dan de meeste overheden, maar overheden zouden beter moeten weten. Ze zouden zelfs maatregelen kunnen treffen – het is maar een idee – om de burger te beschermen tegen het onophoudelijke gesjacher met zijn privégegevens. Wat een glansrijke rol zou dat zijn, een overheid die de privacy van haar burgers daadwerkelijk beschermt. Maar in plaats daarvan neemt ze alle slechte gewoonten van datareuzen over en voegt er nog een paar van zichzelf aan toe.”
Angst
“Dat is een belangrijke karakteristiek: de staat die zijn surveillance legitimeert door te waarschuwen voor de dreiging van een derde partij, die ons, als de staat niet ingrijpt, schade zal berokkenen. De molenaar die het ongedierte niet bestrijdt, de pedofiel die in een chatbox onze kinderen verleidt, de uitkeringsfraudeur die het verpest voor de goedwillenden en de terrorist die de samenstelling van een explosief googelt. De woorden ‘fraude’ of ‘terrorisme’ zijn het Sesam-open-u van de privacy; noem ze en ons privéleven wordt openbaar en onze grondrechten verdampen. De al dan niet fictieve Dritte im Bunde bedreigt, als hij de ruimte krijgt, ons welzijn en onze individuele vrijheid. En om onze vrijheid op lange termijn te beschermen, maakt de overheid zich er op korte termijn meester van.
Aan het monsterverbond dat is gegroeid tussen burger en overheid, ligt de angst voor een derde ten grondslag – angst die levend gehouden en aangewakkerd moet worden om effectief te zijn. De overheid gedraagt zich als een pooier, die beschermt wie zij in feite gijzelt.”
Fundamenteel wantrouwen
“Ambtenaren en bestuurders menen misschien het leven van burgers veiliger te maken, veiliger en beter, en zoiets als reductie van het aantal verkeersdoden is zonder twijfel een nobel doel, maar de methode – het opvoeren van het aantal trajectcontroles – is exorbitant. Het middel wordt bovendien onmiddellijk misbruikt voor oneigenlijke nevendoelen: zo is de Belastingdienst er als de kippen bij om de gegevens die met politiecamera’s zijn verkregen te vorderen om wanbetalers en misbruik van lease¬auto’s op te sporen. Zulke function creep vervuilt het oorspronkelijke doel en maakt het met terugwerkende kracht leugenachtig. De overheid toont haar fundamentele wantrouwen door iedereen te registreren en de Belastingdienst toe te staan die gegevens zeven jaar te bewaren; terecht oogst ze ons cynisme.”
Een kamer die krimpt
“In De kunst van de roman vraagt Milan Kundera zich af wat er toch met het avontuur is gebeurd, dat eerste grote romanthema. ‘Don Quichot vertrok naar een wereld die zich wijd voor hem opende. Hij kon daar vrijuit in treden en naar huis terugkeren als hij dat wilde. De eerste Europese romans zijn reizen door de wereld, die eindeloos leek.’ De wereld is er sindsdien niet groter op geworden maar juist kleiner en onvrijer, als een kamer die krimpt. ‘De eenheid van de mensheid,’ schrijft Kundera, ‘betekent: niemand kan waar dan ook ontsnappen.’”