In een bijdrage voor Knack pleit PVDA-voorzitter Peter Mertens voor een democratisch debat over de regeringsmaatregelen tegen de terreurdreiging.
“Maatregelen die inefficiënt of zelfs contraproductief zijn, maatregelen die de hele bevolking treffen in plaats van verdachte personen, en maatregelen die bedoeld zijn om nadien te gebruiken tegenover sociale en ecologische bewegingen zijn geen goede maatregelen.”
Mertens pleit ervoor om bij de analyse van de 18 maatregelen een aantal principes mee te nemen.
- Een eerste principe is dat maatregelen doelgericht moeten zijn, in plaats van de hele bevolking in vraag te stellen. Daar wringt meteen al het schoentje, want de helft van de achttien regeringsmaatregelen zijn massa-maatregelen.
- Een tweede principe is dat men vertrekt van de huidige bestaande wetgeving, vooraleer men halsoverkop nieuwe maatregelen doorduwt. Er zijn vandaag al heel wat wetten die het mogelijk maken terrorisme en potentieel terrorisme op te sporen en hard aan te pakken, maar veelal worden die niet of slecht toegepast.
- Ten derde zouden de repressieve maatregelen, die nodig zijn, gekaderd moeten worden in een globale aanpak waar ook plaats is voor preventie, sociaal beleid en evaluatie van de internationale politiek. Zodat men niet alleen op de dreiging werkt, maar ook beleid voert om de oorzaken weg te doen nemen.
- Een vierde principe is dat men de scheiding der machten respecteert. Ook hier rammelt het langs alle kanten en staat de rechterlijke macht, die al zwaar door de besparingen werd getroffen, zwaar onder druk.
“De geheime dienst heeft te veel data”
Peter Mertens verwijst onder meer naar een interview met hoogleraar Dennis Broeders in De Morgen. Broeders legt uit dat de strijd tegen terrorisme niet gebaat is bij het verzamelen van meer data. Er is nood aan informatie van menselijke bronnen. Data-analyse heeft nog nooit een aanslag voorkomen. Alle experts zeggen daarover unisono: richt uw pijlen op verdachten en niet op iedereen. Het is cruciaal dat de inlichtingendiensten hun inspanningen concentreren op de rekruteringslijnen, op de mensen die de propaganda organiseren en op hun communicatiekanalen.
Na zowat alle aanslagen van de afgelopen jaren, bleek achteraf dat de data aanwezig waren. De daders waren gekend, zaten in een van de vele databanken, waren soms zelfs aangeduid als potentieel gevaarlijk. Wat ontbrak was echter de correcte inschatting en beoordeling en de middelen en mogelijkheden om verdachten in de gaten te houden. In de woorden van Dennis Broeders:
“Wie naar recente aanslagen kijkt, ziet telkens hetzelfde. Er was geen sprake van een tekort aan data of afluistertechnieken. Opsporingsdiensten waren simpelweg de juiste personen uit het oog verloren of hadden informatie niet tijdig gedeeld of naar waarde geschat”.
Het wijst er allemaal op dat er geen nood is aan een strategie van nog meer dataverzameling waarbij alle burgers als potentiële verdachten worden beschouwd. Wel aan een betere inzet van de bestaande middelen.
Nog meer hooi op de hooiberg
Het is een redenering waar een staatssecretaris voor privacy zich volmondig zou moeten achter scharen. En in woorden is dat bij Bart Tommelein ook het geval.
“De staatssecretaris benadrukt dat we in de eerste plaats moeten bekijken hoe we de gegevens die we hebben beter kunnen uitwisselen, en hoe verschillende diensten en verschillende landen beter kunnen samenwerken. Dat moet de prioriteit zijn. Eerder dan het verzamelen van veel méér gegevens van alles en iedereen. Want dat is niet alleen nefast voor onze privacy, maar ook absoluut niet efficiënt. We mogen niet vergeten dat al die gegevens ook verwerkt moeten worden. Als inlichtingendiensten op zoek zijn naar een speld in een hooiberg, hebben ze waarschijnlijk geen baat bij nog méér hooi. Bovendien zien we dat bij de dramatische gebeurtenissen in Parijs heel wat personen reeds verdacht werden, reeds in bepaalde databanken zaten.”
Jammer genoeg blaast Tommelein zelf ook tegelijk koud en warm. Hij opent tegelijk zijn persbericht met de kop “Evenwicht tussen veiligheid en privacy”. Laat daar nu net het schoentje wringen bij verschillende van de 18 terreurmaatregelen. Bij bijvoorbeeld het bijhouden van passagiersgegevens of bij de uitbreiding van het netwerk van camera’s voor nummerplaatherkenning is die balans al meteen zoek. Daar worden massaal data opgeslagen die niets van doen hebben met terreurbestrijding en ons geen stap vooruit helpen bij het verijdelen van mogelijke aanslagen. Simpel gezegd, terreuraanslagen als die in Parijs of elders zullen nooit voorkomen worden door bovenop de stapel informatie ook nog eens de verplaatsingen toe te voegen die jij en ik per vliegtuig, trein of auto maken en deze jarenlang te bewaren.
Niet inleveren op rechten, vrijheden en waarden
Pleiten voor een balans tussen veiligheid en privacy is een valse redenering. Het enige gevolg van privacyvernietigende maatregelen, is dat we nog maar eens moeten inleveren op onze privacy en dat onze persoonsgegevens verdwijnen in nog maar eens een nieuwe databank waarvan je nooit weet wat er in de toekomst mee kan gebeuren. Het opschorten van onze rechten en vrijheden heeft nog nooit tot meer veiligheid geleid. Integendeel, ze zetten de deuren wagenwijd open voor misbruiken. Te veel informatie doodt niet alleen de informatie, maar ook een groot deel van de democratische vrijheden. En laat dat nu net zijn wat de terroristen beogen.
In een democratie zouden maatregelen als het bijhouden van passagiersgegevens of de uitbreiding van het netwerk van camera’s voor nummerplaatherkenning een no-go zone moeten zijn. Wat we vandaag nodig hebben, zijn maatregelen tegen het terrorisme die geen afbreuk doen aan onze rechten, vrijheden en waarden, maar de bescherming ervan net waarborgen. Al de rest is symboolpolitiek die de afgelopen aanslagen op geen enkele manier had kunnen voorkomen.