ANPR-camera’s en het PNR-systeem, maar ook de verbijsterende aanpassing van de vreemdelingenwet. Het zijn maar een paar van de voorbeelden die Marc Reynebeau aanhaalt in zijn column voor De Standaard over de manier waarop we ook in België slaapwandelen richting controlestaat.
Iedereen zal altijd overal gezien zijn. Dit is het verschil met de klassieke opsporing, die alleen informatie zoekt over wie al verdacht is. ANPR of PNR verzamelen daarentegen sleepnetinformatie, over al wie zich toevallig in een bepaalde plek of situatie bevindt, verdacht of niet. En zo wordt iedereen schuldig tot bewijs van het tegendeel.
De logica daarachter is bekend: een sterke staat is nodig om het terroristen zo lastig mogelijk te maken, en als er nog wat vangst bijkomt in de vorm van geboefte allerlei, des te beter. Maar daarbij zijn altijd twee extra wetten van kracht. De eerste is dat wat technisch mogelijk is, ook zal worden toegepast. Het kan, dus het zal. De tweede regel is dat wetten of informatie die een bepaald doel dienen, zoals de strijd tegen de terreur, ook worden ingezet voor andere doelen.
Bij die laatste regel hoort nog een variant. Overheden zijn voor die spitstechnologie sterk afhankelijk van de bedrijven die ze produceren – en waarvan nooit zeker is dat die de privacy wel ernstig nemen.
De angst voor terreur maakt burgers inschikkelijk tegenover de controlestaat. Het is niet anders in de politiek, die veel opoffert om toch maar niet de kritiek te krijgen dat ze niet ‘alles’ deed om aanslagen te voorkomen. Ze neemt daartoe zelfs de sterke staat voor lief door verantwoordelijkheden zo veel mogelijk door te schuiven naar de uitvoerende macht, buiten de controle door het parlement of de rechterlijke macht.