De Wereld Morgen sprak met Eline Kindt, beleidsmedewerker bij de Liga voor Mensenrechten. Aanleiding is een beleidsbrief voor de lokale verkiezingen die de Liga rondstuurde naar alle lijsttrekkers in de twintig grootste steden in Vlaanderen. In de brief worden de kandidaten uitgenodigd om mensenrechten als uitgangspunt voor hun beleid te nemen.
In de beleidsbrief worden een aantal praktische aanbevelingen gegeven, waarbij ook het beschermen van het recht op privacy een prominente plek krijgt. De Liga wijst er in dat verband op dat meer camera’s op straat de criminaliteit niet verminderen. De vraag kan beter gesteld worden in hoeverre ze het mensenrecht op privacy schenden.
De Wereld Morgen:
Een ander belangrijk punt waar gemeenten naar moeten kijken is de nieuwe camerawet die is ingevoerd, waarbij op straat nog veel meer camera’s gaan worden opgehangen. Maar hoe zit dat dan met de privacy van inwoners van gemeenten? Dat is een belangrijke vraag die beantwoord moet worden, stelt Kindt.
“Bovendien worden die camera’s vaak ingezet vanuit een idee dat het meer veiligheid genereert, maar wetenschappelijk is aangetoond dat het volgen van informatie van burgers een veel belangrijkere methode is om criminaliteit tegen te gaan, dan het maken van camerabeelden.” Pas op, het gaat dan wel om het volgen van informatie van burgers die beslissen om die informatie te delen. Het afluisteren en opslaan van telefonie- en internetgegevens in het algemeen, oftewel dataretentie, daar is de Liga voor Mensenrechten tegen. Van belang is dus een goed functionerende politie en inlichtingendiensten die binnen een duidelijk wettelijk kader en toetsing functioneren.
Community policing, oftewel praten met de gemeenschap, op die manier moet politiewerk worden gedaan. Kindt: “Deze aanpak wordt ook gedragen door de federale overheid, maar de aankoop van zoveel camera’s spreekt die aanpak juist tegen en dat terwijl dus niet bewezen is dat camera’s effectief een efficiënte werking hebben als het gaat om het voorkomen of opsporen van misdrijven.”