In een open brief aan de federale regering vragen Belgische academici om dringend een publiek debat te voeren rond de corona-app. Lees hier integraal de brief, geschreven door filosofen Lode Lauwaert, Massimiliano Simons en juriste Nathalie Smuha (KU Leuven) en mee ondertekend door een honderdtal academici. ‘Spring voorzichtig om met de corona-app’.
In China, Israël, Rusland, Zuid-Korea, Singapore en Taiwan werd al een zeer specifieke vorm van technologie gebruikt in de strijd tegen het virus: de zogenaamde corona-app.
Intussen is de idee ook overgewaaid naar onze contreien. In verschillende omringende landen werkt men volop aan de applicatie, en zelfs de Europese Commissie schreef er een aanbeveling voor.
In ons land hebben tal van bedrijven al voorstellen voor een app aan minister De Backer bezorgd. Ook viroloog Marc Van Ranst liet zich in De Afspraak ontvallen dat we in België niet ver verwijderd zijn van het uitrollen van zulke technologie.
Hoe werkt de app?
De idee is relatief eenvoudig. Je downloadt de app op je mobiele telefoon, en vervolgens ontstaat een mobiel netwerk via de app: jouw apparaat wordt verbonden met andere toestellen in de buurt die ook de app installeerden.
Wanneer je besmet raakt met covid-19, kan jouw toestel een signaal zenden naar andere toestellen; raakt iemand uit jouw netwerk geïnfecteerd, dan kun jij zelf ook een signaal ontvangen. Let wel, er zijn verschillende varianten: sommige apps werken met artificiële intelligentie, andere niet; sommige functioneren op basis van bluetooth, andere via gps.
De nieuwe app lijkt op het eerste gezicht erg aantrekkelijk om het virus terug te dringen en de overgang naar het post-lockdown-tijdperk te begeleiden. Het zou leiden tot een goed zicht op het aantal besmette personen, waardoor besmettingen sneller kunnen worden opgespoord en geïnfecteerden sneller kunnen worden afgezonderd.
Niettemin stuit de app op nogal wat verzet, zeker in Europa. In Nederland bijvoorbeeld schreven collega’s een brief aan de regering met hun bezorgdheden.
In het spoor daarvan richten wij ons tot de bevoegde Belgische instanties: spring omzichtig om met de corona-app. Die kampt niet enkel met juridische, maar ook met ethische, sociale, politieke en technische problemen (zowel bij vrijwillig als bij verplicht gebruik).
Kun je een app verplichten?
Vooreerst bestaat geen bewijs dat de app doeltreffend is. Zo bestaat het gevaar van vals positieven. De app kan bijvoorbeeld detecteren dat je in de buurt bent gekomen van een besmet persoon, terwijl in realiteit een muur tussen jullie in stond. Het omgekeerde is ook mogelijk: je kunt besmet raken zonder dat je app dat aangeeft, waardoor je verkeerdelijk denkt dat je anderen niet zult besmetten.
Wil zo’n corona-app effectief werken, dan moeten niet enkel alle bevolkingsgroepen goed vertegenwoordigd zijn, maar moeten er in de eerste plaats genoeg gebruikers zijn. Niet iedereen heeft echter een smartphone. En als de effectiviteit van de app gebaseerd is op vrijwillige keuze, is het onwaarschijnlijk dat voldoende mensen de technologie zullen gebruiken. Een alternatief is de app verplichten. Maar kun je dat voorstel in een moderne vrije en open samenleving ooit ernstig nemen? Een app moeten gebruiken is ethisch en juridisch erg problematisch.
Wat met onze basisrechten?
Eerder peilde een enquête naar de mening van de bevolking over de app: tal van burgers zijn bezorgd om hun privacy. Wij delen die bezorgdheid, al was het maar omdat de voorbije weken is gebleken dat verschillende voorstellen voor apps in strijd zijn met de wetgeving. Daarnaast heerst ook verdeeldheid. Ontwikkelaars en bedrijven menen dat die rechten niet in gevaar zijn, experten betwisten of privacywetgeving überhaupt gerespecteerd kan worden.
De juridische problemen hebben niet enkel te maken met privacy. Het is één zaak dat een democratische overheid in crisistijd beperkingen stelt aan bepaalde grondrechten zoals zelfbeschikking of recht op vereniging. Het is echter iets anders wanneer een app dat doet, zeker als het risico bestaat dat die app niet naar behoren werkt.
Is het bijvoorbeeld legitiem dat je op basis van de app niet zou mogen wandelen of fietsen met je familieleden? En stel dat de app je dat grondrecht verbiedt, terwijl achteraf blijkt dat je niet geïnfecteerd bent. Wie is daar verantwoordelijk voor? Wie kun je voor die schending dan aanklagen? Hoe zou je dat moeten doen?
Ook transparantie – zowel van de app als van de overheid – is een probleem. Het is momenteel bijvoorbeeld onvoldoende duidelijk waarmee de ‘Data Against Corona’ Task Force van minister De Backer bezig is, wat publieke controle – en politieke verantwoording – bemoeilijkt.
Technologie is sociaal-politiek
De app kan ook sociale effecten hebben. Zo kan het gebruik ervan bestaande discriminatie bestendigen. Het risico bestaat bijvoorbeeld dat een werkgever zich door de app zal laten leiden om je al dan niet een job te geven, ook al staat dit los van relevante capaciteiten. Breder riskeert de app ook het vertrouwen in onze medemens te ondergraven doordat we bijvoorbeeld mensen gaan ontwijken zolang we niet zeker weten welk signaal hun smartphone uitstuurt.
Ten slotte dringen zich ook politieke vragen op. Zullen gegevens die onze telefoons uitzenden worden verzameld door de overheid of niet? Zo ja, hoe lang zal men die gegevens bewaren? Twee weken, drie maanden, een jaar?
Als we kiezen om een infrastructuur uit te bouwen die het gebruik van zulke apps centraal stelt, dan moeten we ook de vraag stellen naar de toekomst van die infrastructuur. Lopen we niet het risico dat diezelfde app plots ook wordt ingezet voor andere en toekomstige maatschappelijke problemen?
Stel: er vindt een misdrijf plaats dat niets met de corona-epidemie te maken heeft. Zal men toch niet geneigd zijn om op basis van de corona-app de telefoons op te sporen van personen die zich in de buurt van het misdrijf bevonden?
Bovendien bestaat het risico ook dat de overheid haar beleid zal voeren op basis van (mogelijk onvolledige en niet-representatieve) data van de app, en daarmee een bestaande problematische tendens bestendigt: dat data eenduidig politieke keuzes kunnen sturen.
Staar je niet blind op technologie
Die problemen benadrukken niet enkel de nood aan een multidisciplinair team dat aan de app werkt, maar nopen ook tot de volgende oproep aan onze politici: voer over de corona-app een grondig parlementair debat, geïnformeerd door stemmen uit meer dan één hoek. Alvorens de app kan worden ingevoerd, werpt zich de fundamentele vraag op of die wel noodzakelijk is. Bestaan er dan echt geen minder ingrijpende alternatieven?
Zo niet, dan moet je wel voor ogen houden dat de doeltreffendheid van de corona-app niet uitsluitend afhangt van de goede werking van de technologie zelf. Zo’n app moet altijd deel zijn van een groter geheel van maatregelen die in ieder geval noodzakelijk zijn om de pandemie te bestrijden.
Vooreerst moet de testcapaciteit voldoende hoog zijn. Indien er niet genoeg personen zijn die weten of ze al dan niet besmet zijn met covid-19 heeft de app geen zin. Ten tweede is er het probleem van individuele verantwoordelijkheid. Een app zal maar zo doeltreffend zijn als de menselijke gebruiker. Zij die tijdens het paasweekend zijn gaan barbecueën bij vrienden, zullen dezelfden zijn die de app vrolijk zullen omzeilen.
Of de app nu werkt of niet (in Singapore begint men na tegenvallende resultaten bijvoorbeeld al van het idee af te stappen), belangrijker is om te beseffen dat velen deze niet zullen willen gebruiken, om volstrekt legitieme redenen. En dat zij die het meest voordeel zouden kunnen halen uit een doeltreffende app – van mensen met een beperking tot ouderen en kansarmen – vaak net degenen zijn die er geen toegang tot zullen hebben.
Tot slot telt natuurlijk ook de politieke verantwoordelijkheid. Zeker, het is goed dat politici nadenken over de zin en onzin van nieuwe technologieën om de pandemie in te dijken.
Dat neemt niet weg dat men zich moet blijven buigen over vraagstukken en oplossingen die aan de app voorbij gaan en bovendien ook veel fundamenteler zijn dan zulke app: hoe kunnen we solidariteit organiseren binnen de Europese Unie? Hoe kunnen we de ideologische en partijpolitieke breuklijnen overstijgen voor een doeltreffend beleid? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de getroffen groepen de gepaste vergoeding en erkenning krijgen?
Auteurs: Lode Lauwaert (filosoof, KU Leuven), Massimiliano Simons (filosoof, UGent), Nathalie Smuha (juriste, KU Leuven)
De volledige lijst van ondertekenaars vind je onder meer hier.