[ Deze opiniebijdrage verscheen oorspronkelijk op de website van VRT NWS ]
We zijn slaapwandelend een bewakingsmaatschappij aan het instappen. Dat zegt Rosamunde Van Brakel, professor criminologie, na de documentaire “Privacy & ik” op Canvas. “Maar wiens veiligheid beschermen we eigenlijk?”
De nieuwe Canvas-documentaire “Privacy & ik” – die gisteren is uitgezonden op Canvas – toont goed aan hoe we al slaapwandelend een bewakingsmaatschappij aan het binnenstappen zijn. Er is langzaam maar zeker een publiek debat aan het ontstaan over bewaking en privacy in België, vooral als gevolg van de covidpandemie. Wie de kranten er de laatste maanden op naleest, vindt bijna elke dag er wel iets over. Wat opvalt in deze documentaire, en meer in het algemeen, is dat diversiteit ver te bespeuren is. Historisch gegroeide ongelijkheden spelen hier een grote rol.
We worden steeds meer geconfronteerd met controletechnologieën gepaard met de belofte dat die onze veiligheid gaan garanderen in de strijd tegen het terrorisme, handhaving van corona, de strijd tegen georganiseerde misdaad en inbraken. Je hoort echter niets over hoe technologie ingezet zou kunnen worden in de preventie van verkrachting, de preventie van huiselijk geweld en cybercrime gericht op vrouwen. Maar ook bijvoorbeeld voor preventie van discriminatie of armoede of – op een positieve manier – om kwetsbare mensen te helpen die in onveilige situaties leven.
Anderzijds wordt er niet stilgestaan bij de gevolgen van controle voor de samenleving en de discriminerende werking ervan. Dat roept vragen op. Is de manier waarop er in bewakingstechnologie geïnvesteerd wordt en het geïmplementeerd wordt wel democratisch? En wiens veiligheid gaat bewakingstechnologie beschermen?
Uit onderzoek blijkt dat cameratoezicht niet werkt als preventie van criminaliteit. Bij de invoering van cameratoezicht wordt vaak de argumentatie gebruikt dat het onveiligheidsgevoelens zou verminderen. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat mannen en vrouwen verschillend reageren op cameratoezicht. Camera’s zouden enkel een invloed hebben op de onveiligheidsgevoelens van mannen.
Controle kan ook een nadelige impact hebben op bepaalde bevolkingsgroepen. Onderzoek in verschillende landen heeft aangetoond dat politieagenten camera’s gebruiken om in te zoomen op vrouwen. Surveillancetechnologieën bevatten steeds vaker slimme algoritmes die beslissingen nemen op basis van discriminerende data en bias in de technologie. Met als gevolg dat al geviseerde minderheden in de samenleving disproportioneel in de gaten worden gehouden.
Veiligheid wordt op een enge manier geïnterpreteerd als bescherming tegen criminaliteit en handhaving van de publieke orde. Veiligheidstechnologie wordt hierbij gebruikt als controlemiddel. Vaak gaat het zelfs niet meer over veiligheid, maar om politieke drijfveren, om te laten zien dat er hard opgetreden wordt tegen criminaliteit. Het is een vorm van theater. Zou veiligheid niet beter ruimer geïnterpreteerd worden als maatschappelijke veiligheid?
Als het doel is om de veiligheid van de burgers te vrijwaren, dan moet er meer aandacht besteed worden aan andere oorzaken. Recent onderzoek door de VGC-jeugdraad toont aan dat vier op de tien jongeren in Brussel zich onveilig voelen in contact met de politie. Dat zijn verontrustende cijfers en wijst erop dat veel jongeren als ze hulp nodig hebben waarschijnlijk niet snel naar de politie zullen gaan. Je veilig voelen is van veel meer afhankelijk: gezond eten, proper water, huisvesting, basisinkomen, gezondheidszorg, onderwijs en werk, maar ook bijvoorbeeld niet het voorwerp zijn van discriminatie, pesterijen, haat en geweld. Vaak worden deze sociale en economische rechten niet actief opgenomen in het veiligheidsbeleid.
Naast veiligheid zou ook de vraag gesteld moeten worden wiens privacy wordt beschermd. Want ook in de manier waarop het juridisch kader rond bewakingstechnologie en publiek debat tot stand komt, zijn de stemmen vaak weinig divers en geprivilegieerd. Privacy als beschermingsreactie op controle gaat uit van de bescherming van een individu. In de praktijk komt dit veelal neer op de bescherming van mensen die geprivilegieerd zijn.
Neem bijvoorbeeld de databeschermingswetgeving, deze gaat er automatisch van uit dat burgers, of hun vertegenwoordigers als het gaat om kwetsbare groepen, genoeg datawijsheid hebben om zelf hun privacy te beschermen en te beslissen wat er met hun data gebeurt. In de praktijk blijkt dat een groot deel van de bevolking niet de kennis heeft om dit te doen en dat deze door de maatschappij nauwelijks geboden wordt. Burgers worden al geconfronteerd met zoveel zorgen dat uitvinden hoe de cookie-instellingen op de juiste manier ingevuld moeten worden, of nagaan of een bedrijf zorgvuldig omgaat met de data van je kinderen een brug te ver is. Dat wil niet zeggen dat deze mensen privacy niet belangrijk vinden, het is er gewoon te veel aan. Deze nadruk op het individu zorgt er ook voor dat negatieve sociale gevolgen of gevolgen voor bepaalde gemeenschappen over het hoofd worden gezien.
Dit creëert een machtsonevenwicht waarbij veiligheid en privacy enkel voor een bepaald geprivilegieerd deel van de bevolking wordt gegarandeerd. Het wordt tijd dat het veiligheidsbeleid grondig geëvalueerd wordt met een democratische en inclusiviteitstoets, waarbij er nagegaan wordt of het nodig is om belastinggeld te investeren in surveillance. Zoals Burssens, Pleysier en Dewaele terecht pleiten in een recente opinie in De Standaard, dat ”steevast kiezen voor veiligheidstechnologieën, wijst op een gebrek aan inzicht, creativiteit en motivatie om na te denken over hoe je aan de wortels van problemen kunt werken.”
Zou technologie niet op een andere manier ingezet kunnen worden als het veiligheidsbeleid uit zou gaan van de diverse noden in de samenleving? Kunnen we het veiligheidsbeleid niet herdenken op een positieve, democratische en empathische manier waarbij de diversiteit in de samenleving weerspiegeld wordt in het beleid en er rekening gehouden wordt met de onveiligheidsgevoelens en de rechten van iedereen? Waarbij het beleid zich richt op het voorkomen van oorzaken van onveiligheidsgevoelens en criminaliteit.