De Gegevensbeschermingsautoriteit én het Comité I, dat de Belgische inlichtingendiensten moet controleren, zijn uiterst kritisch voor het nieuwe voorstel van dataretentiewet. Voor beiden gaat het wetsvoorstel op verschillende punten veel te ver en zijn bepaalde regels die eerder vernietigd werden door het Grondwettelijk Hof nog steeds in de nieuwe wet terug te vinden.
Even ter opfrissing: de dataretentiewet verplicht telecomproviders om van alle gebruikers alle metadata een jaar lang op te slaan. Maar zowel de Europese als de Belgische hoogste rechters verklaarden de wet nietig omdat hij strijdig was met de privacy en indruiste tegen de grondrechten van elke burger. De regering besliste daarna een nieuwe wet klaar te stomen die zogezegd aan de eisen van de rechtbanken zou tegemoet komen, onder meer door te differentiëren in welke data van wie zouden worden bijgehouden. Maar al snel bleek dat de regering de arresten van de rechtbanken niet alleen straal negeerde, maar er zelfs nog een schepje bovenop deed. Zo bleek dat differentiëren in de praktijk toch zowat het volledige grondgebied te dekken. Bovendien wil de regering nu ook communicatiediensten als Whatsapp, Facebook Messenger of Telegram opdragen om bij te houden wie met wie, wanneer en waar in contact staat. Plus dat ze nog eens aanbieders van geëncrypteerde telecomdiensten wil verplichten om het gerecht toegang te geven tot ontsleutelde gegevens, maw om een backdoor in te bouwen.
De Gegevensbeschermingsautoriteit is in een net uitgebracht advies daarom bijzonder scherp over het wetsontwerp. “De rechters hebben bepaald dat gegevensbewaring de uitzondering moet zijn, niet de regel. Het voorontwerp weerspiegelt die verandering van perspectief niet.” Meer nog: “De nieuwe regels kunnen leiden tot algemene en ongedifferentieerde bewaring.” Nog duidelijker is de privacywaakhond voor de verplichte backdoor. “Er is sinds 1990 een wetenschappelijke consensus dat de invoering van backdoors in versleutelingssystemen meer risico’s voor de privacy en de hogere staatsbelangen inhoudt dan dat ze voordelen heeft inzake de strijd tegen zware criminaliteit en dat deze verplichting geschrapt moet worden.” De GBA verzet zich bovendien tegen de uitbreiding van de bewaringsplicht naar communicatiediensten als Whatsapp.
Ook het Comité I is streng voor de wet. In haar advies stelt ze vast dat bepaalde regels die vernietigd werden door het Grondwettelijk Hof, opnieuw in de nieuwe wet terug te vinden zijn. Ook heeft het kritiek op de “gebrekkige controle” die het kan uitoefenen op vorderingen tot gerichte bewaring van telecomgegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het verplichten van communicatiediensten om data bij te houden betekent volgens het Comité I bovendien “een aanzienlijke uitbreiding” van het toepassingsgebied.
Nu is het terug aan de regering om te beslissen of ze volhardt in de boosheid en de uitspraken van de verschillende gerechtshoven naast zich blijft neerleggen. Of dat ze eindelijk werk maakt van een dataretentiewet die niet elke burger als een potentiële crimineel behandelt.