Onderstaande bijdrage werd overgenomen van de blog van Tinneke Beeckman. Ze verscheen ook als column in De Standaard van 3 februari 2014.
“De NSA treft een burger dicht bij huis: de computer van de Belgische expert Jean-Jacques Quisquaeter werd gehackt. Snowden krijgt gelijk. De NSA bespioneert niet alleen verdachten van terrorisme, maar ook mensen die niets onwettigs doen.
Snowden voorspelt nog ander onheil: ‘een kind dat vandaag geboren wordt, groeit op zonder de notie wat privacy is, het zal nooit weten wat het betekent om een privémoment te hebben, een gedachte die niet is opgenomen en geanalyseerd. Dat is een probleem. Want privacy is belangrijk. Privacy stelt ons in staat te bepalen wie je bent en wie je wilt zijn.’
Privacy, identiteit en kindertijd staan centraal in George Orwells 1984. De protagonist Winston Smith leidt een futloos en kleurloos leven, bepaald door het alziend oog van Big Brother. Winston wil een dagboek bijhouden met zijn herinneringen, zijn verlangens, zijn reflecties. Officieel is dit niet illegaal, maar toch tekent hij zijn doodvonnis. Privacy is namelijk verboden in de totalitaire staat.
In elke kamer staan telescreens die burgers nauwlettend observeren. Schrijven kan Winston dan ook alleen in een hoekje van zijn flat waar Big Brother hem niet kan zien. Dat denkt hij althans.
In de samenleving van ‘Airstrip One’ (voormalige Groot-Britannië) is niet alleen democratie, vrijheid of waarheid verdwenen. Maar ook elke zin voor een gedeelde cultuur en elke referentie aan een identiteit. Het ministerie van de Waarheid herschrijft voortdurend de geschiedenis. Dat is ook Winstons taak: hij moet in kranten van het verleden de feiten aanpassen, zodat eerdere voorspellingen van de grote Leider altijd kloppen. Eigenlijk moet Winston het verleden vernietigen. Zoals zijn eigen verleden werd vernietigd: Winston heeft amper nog herinneringen aan zijn kindertijd. Maar Winston wil weten wie hij is, waar hij vandaan komt. Hij wil voeling krijgen met zijn identiteit en hij wil oprechte liefde. Dat is zijn fatale misstap.
In 1984 brokkelt identiteit verder af omdat de Engelse taal door ‘newsspeak’ wordt vervangen: een verarmde, gemanipuleerde versie van de oorspronkelijke rijke expressieve kracht. De ‘Newspeak’ breekt elk verzet door tegenspraken op te heffen. “Oorlog is Vrede; Vrijheid is Slavernij; Onwetendheid is kracht”, dicteert de Partij.
In een rechtstaat beschermt de ‘rule of law’ de privacy. Die garandeert ook dat een burger niet zonder aanklacht kan worden vastgehouden, dat politieke leiders ook aan de wet onderworpen zijn, dat elke burger recht heeft op een eerlijk proces, binnen een redelijke termijn. Ook mag foltering niet worden gebruikt om informatie te verkrijgen. In Airstrip One bestaat geen ‘rule of law’: burgers worden gefolterd of verdwijnen zonder aanklacht. Die ‘rule of law’ is niet alleen een rechtsprincipe. Lord Chief Justice Tom Bingham beschrijft in ‘The Rule of Law’ (2010) hoe dit fundamenteel rechtsbeginsel door de eeuwen uitgroeide tot een cultureel gegeven waarmee Britten zich sterk identificeren.
1984 werd gelezen als een kritiek op het nazisme en op het communistische totalitarisme. Dat totalitarisme is dood. Maar globalisering en consumentisme generen nieuwe vormen van totalitarisme. Niet meer op gang gebracht door een grote ideologie, maar gedreven door consumptiedrang en exhibitionisme. Niet geschraagd door één partij, maar door een onzichtbare combinatie van overheden en bedrijven. Wie ben je nog? Een consumerend individu waarvan de politieke voorkeuren, de verlangens, de ideeën gekend of traceerbaar zijn. Overal ter wereld worden individuen ongeveer dezelfde, transparante, manipuleerbare consumenten. Ze worden zoals de eenheidsworst die multinationals in alle uithoeken van de wereld verkopen. 1984 blijft een juweel van een boek, omdat het heel wat inzicht verschaft over de weerloosheid van een individu dat geen privéleven meer heeft, en ook elke verbondenheid met zijn verleden, zijn cultuur en met anderen mist.”