In Nederland slaan de politieke partijen elkaar om de oren met hun bezuinigingsplannen. Ze schermen daarbij met bedragen die onze oren dan weer doen tuiten: vijftien miljard euro, twintig, vijfentwintig – hoe dichter de verkiezingsdatum nadert, hoe groter de bedragen lijken te worden. Daarbij zingen de partijen in koor dat niemand wordt gespaard: we moeten allemaal inschikken.
Volgens Karin Spaink in het Parool is het beste bezuinigingsvoorstel echter nog door geen enkele partij geopperd: het herstel van onze burgerrechten.
Alle maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen om de gangen en de gegevens van burgers te verzamelen en op te slaan, zijn schrikbarend duur. Er worden steeds omvangrijker en complexer automatiseringsprojecten verzonnen, die altijd handenvol meer ontwikkeltijd en geld kosten dan ooit voorzien was, en die daarna niettemin slecht functioneren (hoeveel geld is er al niet weggegooid aan technisch krakkemikkige en belazerd beveiligde elektronische patiëntendossiers of OV-chipkaarten?). De ene nationale database na de andere wordt gepland: van DNA tot vingerafdrukken, van patiëntgegevens tot kinddossiers. En al die surveillance en controle vergt een sterkere overheid, met meer ambtenaren, en met meer procedures en regels.
Wat het oplevert? Een centralistische, logge staat die verzuipt in gegevens die schijnveiligheid en een vals gevoel van controle en overzicht bieden. Burgers die van kop tot teen en van graf tot wieg in de gaten worden gehouden.
Grondrechten in ere houden is stukken goedkoper dan ze permanent schenden. Voilà: twee vliegen in één klap.