Ben Caudron doorprikt op grondige wijze het ballonnetje van Jan Jambon, die een paar dagen geleden pleitte voor een databank met vingerafdrukken. Caudron serveert het idee af als een ontoelaatbare aanval op de privacy. Zijn conclusie:
Jambons voorstel is een zoveelste stap in een proces van normalisering van een pantopticon, een samenleving die grossiert in beloftes van veiligheid waarmee kwistig en luidruchtig gestrooid wordt. De rekening wordt dan weer stilzwijgend gepresenteerd en dreigt in tijden waarin technologie niet meer toelaat dat iets vergeten wordt steeds groter te worden. Elk verzet – hoe weinig pragmatisch, hoe symbolisch ook – is dan niet alleen gewenst, het is broodnodig. Zelfs als dat verzet zich beperkt tot een onwelvoeglijke middelvinger.
Lees de volledige opiniebijdrage op de website van Knack.
…
De middelvingerafdruk van Jan Jambon
Het verplicht afgeven van je vingerafdruk aan de overheid is een aanval op de privacy, vindt Ben Caudron. Wanneer je deze aan een technologiebedrijf afgeeft is dit een vrije keuze. En wat als de overheid die vingerafdruk opeens voor andere doeleinden wil gebruiken?
Zou het kunnen dat Jan Jambon (N-VA) goed heeft geluisterd naar de meester die de leerlingen op schooluitstap inpeperde dat reizen dient om te leren? Want was dat niet wat Jambon ons vertelde vanuit Marokko, waar hij op schoolreis werkbezoek was? Dat we konden leren van de manier waarop Marokko over de veiligheid van haar inwoners waakt en dat onder andere doet door vingerafdrukken op te slaan in gegevensbanken. Marokko. U weet wel, dat bevriende koninkrijk dat we vooral kennen als voorvechter in de strijd voor de bescherming van burgerlijke vrijheden. De afwezigheid van een Marokkaanse Privacy commissie – iets wat Jambon wist op te merken – is hiervan een uiting.
Over de onmogelijkheid van Jambons voorstel – de vingerafdrukken (en nog liever zowat alle biometrische gegevens) van elke Belg opslaan in een databank – wil ik het niet hebben. Waarom tijd verliezen aan een loze kreet die botst op wetten en praktische bezwaren (met dank aan Elsschot)? Interessanter zijn de reacties die Jambons spierballengerol heeft losgemaakt. Want die waren er. Snel. Massaal. In alle mogelijke vormen.
Omdat politici het niet leuk vinden dat één van hen al te lang te veel aandacht krijgt, repten andere handelsreizigers van het electoraal entertainment zich om standpunten in te nemen. Die waren al bij al voorspelbaar.
Met een staatssecretaris voor privacy in de rangen (en de akelige observatie dat Jambons kornuiten het blauwe electoraat blijven charmeren in het achterhoofd) ligt het voor de hand dat Open VLD het voorstel niet genegen zou zijn. Bart Tommeleinoordeelde dat Jambons voorstel “disproportioneel” was, te duur ook en mogelijk in strijd met privacy bepalingen. Wellicht voelde Tommelein zich (alweer) gesteund door de reactie van de Privacy commissie. Die verwijst fijntjes naar de Europese wetgeving ter zake.
Ook Groen was niet gewonnen voor zoveel verzameldrift en bracht argumenten aan die neigden naar een principieel standpunt.
Bij SP-A was het eventjes onduidelijk. Initieel leek het erop dat onze socialistische vrienden zouden meegaan in het Fear and Control-model, toen Hans Bonte zich achter Jambons idee schaarde. Ook Renaat Landuyt wekte die indruk, al was hij voorzichtiger en zag hij de kans schoon om een algemener standpunt – meer controle als voorwaarde voor meer veiligheid – opnieuw onder de aandacht te brengen. Uiteindelijk klaarde partijvoorzitter Crombez de zaak uit: Jambons voorstel werd af te wijzen wegens onnodig. Onnodig, niet ongewenst.
Doe niet mis en vreest niet
Dat Jambons verklaring voor commotie zou zorgen, lag voor de hand. Het is dan ook bevreemdend te lezen dat hij de ‘heisa’ niet begrijpt. (Elders las ik het woord ‘hysterie’ en herinnerde me mijn leermeester Chomsky, die aantoont hoe zo’n label wordt gebruikt om mensen die de grondidee verwerpen af te serveren).
Omdat Jambon niet van heisa houdt en misschien had begrepen dat zijn uitspraken – naar goede partijgewoonte – gebaat waren met wat verbale massage, deed hij zijn best om de brave burgers gerust te stellen. “Mensen die niets te verbergen hebben, moeten toch geen schrik hebben dat je hun vingerafdruk neemt?” poneerde hij.
Of Jambon echt gehoopt had dat hij met deze opmerking de gemoederen kon bedaren, weet ik niet. Ik hoop van niet, want zou dat niet aantonen dat hij totaal niet vertrouwd is met de privacy-literatuur?
Omdat ik mijn medemens graag help bij het opruimen van onwetendheid, stuurde ik Jambon een linkje naar een mooi artikeltje van Daniel J. Solove (George Washington University Law School. In ‘I’ve Got Nothing to Hide’ and Other Misunderstandings of Privacy’ zou de minister meteen een paar stevige argumenten vinden.
Ik had Jambon ook kunnen uitnodigen zich te verdiepen in de sociologische literatuur. Van de sociale constructiedenkers kan hij leren dat ‘misdoen’ meer met processen van labeling te maken heeft, een proces waarin tijdelijke machtsfracties erin slagen hun definities van de sociale werkelijkheid dwingend op te leggen. Omdat die machtsfracties en hun definities variabel zijn, kunnen handelingen die ooit in het lijstje ‘braaf!’ thuishoorden, van plaats wisselen. Een interessante observatie in tijden waarin het etiket ’terrorisme’ op een zeer grote oplage lijkt gedrukt.
Van de grondleggers van de sociologie kan Jambon leren dat ‘misdrijven’ voortvloeien uit de omzetting van vigerende waarden in strikte regels, en dat deze waarden en regels geen statisch gegeven zijn. Naarmate sociale constellaties evolueren, veranderen onze gedeelde opvattingen over wat betamelijk en onbetamelijk is. Samengevat: Jambon had kunnen leren dat de veronderstelde evidentie die besloten ligt in ‘niets misdoen’ dat allerminst is.
Over vingers en smartphones
Uiteraard kon Jambon ook op bijval rekenen. Nogal wat mensen begrijpen niet waarom Jambons idee zoveel erger zou kunnen zijn dan de praktijken die we nu al massaal ten toon spreiden.
Geert Noels bijvoorbeeld tweette “Heel je leven delen op Twitter, Facebook en met smartphone overal traceerbaar.. Maar vingerafdrukken op een paspoort? Hola privacy!”.
Uiteraard heeft Noels een punt als hij opmerkt dat velen hun privacy te grabbel gooien op sociale media. Alleen gaat het hier over totaal wat anders dan de verplichte scans van vingerafdrukken. Hoe bedenkelijk de deeldriften ook mogen zijn, ze volgen niet uit een expliciete verplichting. In het beste geval kiezen mensen bewust om inzage te geven in hun privéleven. Het is waarschijnlijker dat ze dit doen zonder al te veel reflectie, daartoe verleid door vernuftig ontworpen omgevingen. Bewust of niet, de mogelijkheid om anders te handelen blijft bestaan.
Ook Noels’ observatie dat we door onze mobiele telefoons permanent traceerbaar zijn, is juist. Dit heeft alles van doen met een technische noodzakelijkheid, en dus opnieuw niet met politiek gemotiveerde dwang die besloten ligt in Jambons voorstel.
En wat te doen met de vraag die Yves Borms stelde voor het journaal op één: waarom willen we wel onze vingerafdrukken toevertrouwen aan onze smartphone, maar willen we niet dat de overheid ons daartoe verplicht?
De vraag suggereert dat beide praktijken nagenoeg identiek zijn. Dat is uiteraard niet zo. Alleen de praktische handeling van de scan hebben ze gemeen. In het geval van de smartphones worden mensen (jammer genoeg) verleid door het gebruiksgemak. In Jambons voorstel is geen verleiding, alleen dwang, en is er niet meteen een return onder de vorm van directe bevrediging van de behoefte aan gebruiksgemak.
Bovendien is de context totaal anders. Van Helen Nissenbaum (New York University) leren we dat privacy niet alleen met proportionaliteit en effectiviteit (principes waar de argumenten van Open-VLD naar verwijzen), maar ook met context te maken heeft. Zeker als de leveranciers zoals Apple en Google zich uitputten om ons ervan te verzekeren dat de vingerafdrukken nooit op hun servers terechtkomen, gaan mensen ervan uit dat de gegevens enkel voor heel specifieke doelen – die ze onderschrijven – gebruikt worden. De context laat concrete verwachtingen over het gebruik van persoonsgebonden gegevens toe. De context in Jambons voorstel is daarvoor veel te abstract, te ver van het bed.
Een andere reden om de vermeende identiteit tussen beide praktijken als ongeldig af te wijzen heeft te maken met de mate waarin vertrouwen kan gesteld worden in de partijen met wie gehandeld wordt. Dat vertrouwen volgt onder meer uit de inschatting van de kans dat de andere partij zomaar van gedacht verandert, of van de inschatting dat deze veranderingen door voorspelbare en rationele elementen wordt gemotiveerd. En volstaat het dan niet om de verkiezingsstrijd in de VS te volgen om te beseffen dat Apple en Google, zelfs Facebook, betrouwbaardere partijen zijn?
Jambons voorstel is een zoveelste stap in een proces van normalisering van een pantopticon, een samenleving die grossiert in beloftes van veiligheid waarmee kwistig en luidruchtig gestrooid wordt. De rekening wordt dan weer stilzwijgend gepresenteerd en dreigt in tijden waarin technologie niet meer toelaat dat iets vergeten wordt steeds groter te worden. Elk verzet – hoe weinig pragmatisch, hoe symbolisch ook – is dan niet alleen gewenst, het is broodnodig. Zelfs als dat verzet zich beperkt tot een onwelvoeglijke middelvinger.
Opiniebijdrage van Ben Caudron voor Knack, 4/3/2016