Staatssecretaris voor Privacy Philippe De Backer (Open Vld) waarschuwt dat België zich beter moet wapenen tegen cyberaanvallen en de massale verspreiding van vals nieuws. Hij wil dat het Centrum voor Cyberveiligheid politici en hun partijen beschermt tegen hackers. Lovenswaardig. Maar zijn er geen grotere zorgen voor een staatssecretaris voor privacy? Zoals het beveiligen van de cruciale infrastructuur? Of het beschermen van burgers tegen grove privacyschendingen door de overheid?
Staatssecretaris De Backer wil het Centrum voor Cyberveiligheid (CCB) nieuwe taken geven. Hij vindt dat hun specialisten voortaan ook politici en hun partijen moeten beschermen. “Hackers viseren al lang niet meer alleen de staat zelf, maar ook de verschillende politieke partijen. Dat heeft de hacking van de Amerikaanse Democratische partij duidelijk aangetoond.” De meeste partijen in ons land nemen nu al hun voorzorgen. Ze investeren in dure beveiligingsprogramma’s. Maar De Backer vreest dat dit niet zal volstaan. Naast een goede technologische beveiliging denkt De Backer daarom ook aan spoedcursussen cyberveiligheid voor politici.
Prioriteiten stellen
Het zijn voorstellen die op het eerste gezicht wel steek houden. Maar Bart Preneel, professor computerbeveiliging aan de KU Leuven, merkt in De Morgen al op dat het Centrum voor Cyberveiligheid veel meer mensen nodig heeft om ons land goed te kunnen beschermen. Geen evidentie voor een regering die vooral in besparingsmodus is. Preneel vindt daarom dat het centrum prioriteiten moet stellen. “Kerncentrales, ziekenhuizen, verkeersinfrastructuur: ook die vallen te hacken. Politieke partijen beschermen is belangrijk, maar niet de eerste zorg.”
Bescherm ook de burgers
Wat we vooral jammer vinden aan dit soort pleidooien, is dat we de staatssecretaris voor privacy niet of nauwelijks horen als het over andere privacygevoelige thema’s gaat. Het is ons misschien ontgaan, maar over het wetsvoorstel van minister Jambon om de passagiersgegevens bij te houden, hebben we hem met geen woord horen reppen. Idem toen de hernieuwde dataretentiewet werd goedgekeurd. Op dat moment konden we hem misschien nog het voordeel van de twijfel geven, de man was tenslotte nog maar pas in functie. Maar voor alle daaropvolgende discussies geldt dat excuus niet. En toch hebben we nergens iets gemerkt van het broodnodige weerwerk tegen alle privacy-invasieve maatregelen die de regering sedert zijn benoeming genomen heeft.
Het is makkelijk om ballonnetjes op te laten over een onderwerp waarmee je gegarandeerd in het nieuws komt. Maar het is net voor thema’s die in de publieke opinie (en bij zijn collega’s) misschien gevoeliger liggen dat we een staatssecretaris voor privacy echt nodig hebben. Zijn voorganger Bart Tommelein durfde zijn collega’s in de regering tegen de haren in strijken en op zijn minst een poging doen om de grens te trekken. Denk maar aan Tommeleins reactie op het voorstel van Jan Jambon (alweer hij) om de vingerafdrukken van elke Belg in een databank op te slaan.
Philippe De Backer hebben we iets dergelijks nog niet zien doen. Er zijn nochtans gelegenheden genoeg geweest: de passagiersgegevens, de dataretentiewet, anpr-camera’s, slimme meters, noem maar op. De rol van een staatssecretaris voor privacy is die van een waakhond. Iemand die een lijn wil trekken en durft te zeggen: tot hier en niet verder. Ook al is dat tegen collega’s in de regering of gaat dat in tegen de dada’s van een coalitiepartner. Waar nodig mag (en moet) een staatssecretaris zich daarbij gerust als een pitbull gedragen. Zich in een dossier vastbijten en niet los laten zolang er geen afdoende garanties voor de privacy zijn. Wat heeft een staatssecretaris voor privacy anders voor zin. Jammer genoeg hebben hebben we van de huidige staatssecretaris alleen nog maar het keffertje gezien. Laat ons hopen dat De Backer vanaf nu wat meer zijn tanden laat zien en daadwerkelijk pal gaat staan voor onze privacy.