De centrale terroristendatabank, met informatie over meer dan 600 Syriëstrijders en (potentiële) terroristen, schiet op verschillende punten tekort. Dat blijkt uit een doorlichting van het Comité I.
- Wie onterecht in de databank belandt, wordt er niet op tijd uitgehaald. Er wordt blijkbaar niets gewist, blijkt uit de doorlichting. Er bestaat geen systeem om dat op te volgen. En dat bestaat evenmin voor alle andere namen in de databank, terwijl ook voor hen de wettelijke regel geldt dat minstens drie jaar na de laatste verwerking moet worden nagegaan of ze nog in de databank thuishoren.
- Er is amper of geen controle op wie zit te neuzen in de databank. Meer dan 1.500 mensen, van zowel de politie, de inlichtingendiensten als de gevangenissen en Vreemdelingenzaken, hebben toegang tot de terroristendatabank. Het Comité I waarschuwt dat zo’n ruime toegang veiligheidsrisico’s met zich meebrengt. Er is ook amper of geen controle op wie de databank raadpleegt, terwijl er bij de verschillende diensten ‘consulenten privacybescherming’ aan het werk zijn.
- De regering heeft de databank zonder wettelijke basis uitgebreid. Er werden namen aan toegevoegd van haatpredikers en een categorie ‘homegrown terrorist fighters’, voor mensen in eigen land met ‘terroristische neigingen’. Maar de regering heeft nooit een aangifte ingediend om dat te mogen doen.
- Het is niet zeker of alle burgemeesters de namen krijgen van de personen uit hun gemeenten die in de databank staan. De politiekorpschefs die toegang hebben tot de grote terroristendatabank moeten hen daarover informeren. Maar het OCAD heeft geen enkel zicht op de manier waarop deze verplichting wordt nageleefd, staat te lezen in de doorlichting.
Conclusie van het Comité I? De databank voor ‘Foreign Terrorist Fighters’ is toe aan een grondige opkuisbeurt en het gebruik ervan moet dringend beter geregeld worden.
Lees het volledige artikel bij De Tijd.