Als de aanslagen van 11 september 2001 ergens toe geleid hebben, is het een angstpsychose. Niet zozeer een angstpsychose onder burgers, waar politici zo graag naar verwijzen, maar een onder politici zelf. Na elke aanslag doet zich een veiligheidskramp voor, die leidt tot een reeks nieuwe maatregelen bovenop de al bestaande. Telkens opnieuw wordt gesteld dat nieuwe initiatieven nodig zijn omdat de oude niet voldoen. Maar de oude maatregelen worden zelden heroverwogen en geëvalueerd op hun efficiëntie, laat staan op hun proportionaliteits- of ethisch gehalte.
In dit boek wordt de balans opgemaakt van het veiligheidsbeleid in Amerika en Europa sinds 9/11. Die evaluatie gebeurt in confrontatie met de burger- en mensenrechten. De vraag wordt gesteld of de inbreuken op die rechten onontkoombaar zijn en of ze eigenlijk in verhouding zijn tot het kwaad dat ze willen voorkomen. Centraal staat dus de spanning tussen de veiligheid en de rechten van de burger en de vraag in hoeverre ze werkelijk rivalen zijn.
Dit is een boek dat niet alleen de realiteit in kaart brengt en evalueert, maar ook inzichten biedt in de weerkerende, vaak eenzijdige en kortzichtige keuzes die gemaakt worden in tijden van terreur, en de verborgen logica die hierachter schuilt.
Wim Smit: Onveilige burger en bange politiek? Van 9/11 tot Edward Snowden en verder (uitgeverij Garant, 2015)