“Eindelijk is er een post-terreurgeneratie,
die opkomt voor het recht op privacy.”
Naar aanleiding van de tweede verjaardag (5 juni 2015) van de eerste onthullingen over massale surveillance door de NSA en co, schreef klokkenluider Edward Snowden zelf een opiniebijdrage voor de New York Times. De vertaling vind je hieronder.
Edward Snowden: de wereld zegt nee tegen overheidscontrole
Twee jaar geleden waren drie journalisten en ik nerveus aan het werk in een hotelkamer in Hong Kong. We waren benieuwd hoe de wereld zou reageren op de onthulling dat de Amerikaanse Nationale Veiligheidsdienst vrijwel ieder telefoongesprek in de Verenigde Staten afluisterde. In de dagen daarna publiceerden deze journalisten en anderen documenten waaruit bleek dat democratische regeringen de particuliere bezigheden van gewone burgers die niets verkeerds hadden gedaan voortdurend in de gaten hadden gehouden.
Binnen een paar dagen reageerde de regering van de Verenigde Staten door mij aan te klagen op grond van spionagewetten die dateerden uit de tijd van de Eerste Wereldoorlog. De journalisten kregen van advocaten te horen dat ze het risico liepen te worden gearresteerd als ze naar de Verenigde Staten terugkeerden. Politici haastten zich om onze inspanningen als on-Amerikaans en zelfs als verraad te veroordelen.
Privé waren er momenten dat ik bang was dat we onze levens voor niets op het spel hadden gezet – dat het publiek onverschillig of cynisch op onze onthullingen zou reageren. Nooit ben ik zo blij geweest dat ik er zó naast zat. Twee jaar later is het contrast groot. In één enkele maand is het afluisterprogramma van de NSA door de rechter onwettig verklaard en door het Congres naar de prullenbak verwezen.
Nadat een door het Witte Huis aangestelde onderzoekscommissie had geconcludeerd dat dit programma geen enkele terroristische aanslag had weten te voorkomen, heeft zelfs de president, die het ooit had verdedigd en de onthulling ervan had bekritiseerd, besloten er een eind aan te maken. Dit is de macht van een geïnformeerd publiek.
Het stopzetten van het massaal afluisteren van particuliere telefoongesprekken op grond van de Patriot Act is een historische juridische overwinning van alle burgers, maar in feite niets anders dan het jongste product van een mondiale mentaliteitsverandering. Sinds 2013 hebben Europese instellingen soortgelijke wetten en activiteiten wederrechtelijk verklaard en nieuwe beperkingen opgelegd aan toekomstige activiteiten. De Verenigde Naties hebben het massaal afluisteren een ondubbelzinnige schending van de mensenrechten genoemd. In Latijns-Amerika hebben de inspanningen van Braziliaanse burgers geleid tot de Marco Civil, een ‘Bill of Rights’ voor het internet. De Raad van Europa heeft, onder verwijzing naar de cruciale rol van geïnformeerde burgers bij het corrigeren van de uitwassen van de uitvoerende macht, opgeroepen tot nieuwe wetten ter bescherming van klokkenluiders.
Buiten het domein van het recht is het zelfs nog sneller gegaan. Technici hebben onafgebroken gewerkt aan het verbeteren van de veiligheid van de apparatuur die ons omringt, en van de taal van het internet zelf. Geheime tekortkomingen van cruciale infrastructuur, die door overheden waren misbruikt om het massaal afluisteren mogelijk te maken, zijn ontdekt en weggenomen. Fundamentele technische voorzieningen zoals encryptie – ooit beschouwd als esoterisch en onnodig – zijn nu standaard in de producten van bedrijven als Apple. Dit betekent dat zelfs als je telefoon wordt gestolen, je privéleven privé blijft. Zulke structurele technologische veranderingen garanderen de toegang tot fundamentele privacy-rechten over de grenzen heen, waardoor gewone burgers worden beschermd tegen het willekeurig invoeren van anti-privacywetten, zoals die nu op Rusland neerdalen.
Hoewel we dus een heel eind zijn gekomen, wordt het recht op privacy – de basis van de vrijheden die zijn vastgelegd in de Amerikaanse Bill of Rights – nog steeds bedreigd. Een paar van ’s werelds meest populaire online-diensten waren partners in de massale afluisterprogramma’s van de NSA, en technologiebedrijven worden door regeringen over de hele wereld onder druk gezet om hun klanten tegen te werken in plaats van vóór hen te werken. Miljarden locatiegegevens van mobiele telefoons worden nog steeds geregistreerd zonder dat wordt gekeken naar de schuld of onschuld van de betrokkenen. We zijn erachter gekomen dat onze regering de fundamentele veiligheid van het internet doelbewust verzwakt via ‘back doors’ waardoor ons privéleven verandert in een open boek. Metadata waaruit de persoonlijke banden en interesses van gewone internetgebruikers blijken, worden nog steeds onderschept op een schaal die ongekend is in de geschiedenis: wanneer u dit online leest, leest de Amerikaanse regering mee.
Geheime diensten in Australië, Canada en Frankrijk hebben recente tragedies misbruikt om vergaande nieuwe bevoegdheden te verkrijgen, ondanks bewijsmateriaal dat dergelijke programma’s aanslagen niet hadden kunnen voorkomen. De Britse premier David Cameron vroeg zich onlangs af: “Willen we een communicatiemiddel tussen mensen mogelijk maken dat we niet kunnen lezen of afluisteren?” Hij gaf al snel antwoord, door te zeggen dat “we al veel te lang een passief tolerante samenleving zijn geweest, die haar burgers voorhield: zolang je de wet gehoorzaamt, zullen we je met rust laten.” Aan het begin van dit millennium hadden weinigen zich kunnen voorstellen dat van ontwikkelde democratieën al snel zou worden gevraagd het concept van een open samenleving tegen de eigen leiders te moeten verdedigen.
Maar het machtsevenwicht is aan het verschuiven. We zijn getuige van de opkomst van een post-terreur-generatie, die een wereldbeeld afwijst dat wordt beheerst door één enkele tragedie. Voor de eerste keer sinds de aanslagen van 11 september 2001 zien we de schets van een beleid dat zich afkeert van reactie en angst, ten gunste van veerkracht en rede. Met iedere juridische overwinning en met iedere wetswijziging tonen we aan dat feiten overtuigender zijn dan angst. Als samenleving ontdekken we opnieuw dat de waarde van een recht niet is gelegen in wat het verbergt, maar in wat het beschermt.