Vanmorgen heeft het Europees Hof van Justitie een belangrijke uitspraak gedaan over de dataretentiewet. Tot op vandaag zijn aanbieders van internet en telefonie verplicht om de data van àlle gebruikers bij te houden, zonder onderscheid en dit gedurende 12 maanden. Het Hof heeft nu beslist dat dit niet langer toegelaten is. Met andere woorden, de Belgische regering moet haar huiswerk opnieuw maken en werk maken van een regelgeving waarbij data enkel bijgehouden worden wanneer dit noodzakelijk is en wanneer dit op een proportionele manier gebeurt.
De dataretentiewet (of databewaringsrichtlijn of hoe je dat gedrocht ook wil noemen) verplicht telecomoperatoren en internetproviders (ferm tegen hun zin) om gedurende één jaar alle dataverkeer en locatiegegevens te bewaren zodat die beschikbaar zijn voor onderzoek, opsporing en vervolging van ernstige criminaliteit. Het gaat bijvoorbeeld om wie met wie, wanneer, voor hoe lang en van waar gebeld, ge-sms’t of heeft en naar welke websites iemand gesurft heeft (de zogenaamde metadata) en dat voor alle Belgische burgers – dus ook voor u en ik en uw grootmoeder. De Europese richtlijn die aan de basis ligt van de Belgische dataretentiewet lag vanaf het begin zwaar onder vuur als een buitensporige maatregel die duur en inefficiënt is en van elke burger een verdachte maakt.
Een terechte kritiek
Die kritiek was meer dan terecht en dat vinden niet alleen privacy-activisten en iedereen die iets of wat bekommerd is om haar en zijn rechten en vrijheden. In verschillende Europese landen zette het Grondwettelijk Hof telkens grote vraagtekens bij het grondwettelijk karakter van de richtlijn. Onder meer in Duitsland werd de regering terug naar af gestuurd. Dat gebeurde ook in België in 2015, wanneer het Belgisch Grondwettelijk Hof de wetgeving over dataretentie ongrondwettelijk verklaarde. Een logische uitspraak omdat een jaar eerder het Europees Hof van Justitie in Luxemburg de Europese dataretentierichtlijn reeds had vernietigd met terugwerkende kracht en voor alle EU-landen. Beide uitspraken zorgden ervoor dat in België de dataretentiewet werd aangepast. Maar meer dan wat cosmetische opsmuk was dat niet. De kritiek bleef wat ze was: dit soort dataretentie is niet noodzakelijk, niet proportioneel en druist in tegen de grondwet en tegen een heleboel democratische principes.
Die kritiek wordt nu dus opnieuw bevestigd in een nieuw uitspraak van het Europees Hof van Justitie. Die uitspraak komt er na klachten die werden ingediend door La Quadrature du Net voor Frankrijk, door Privacy International voor het Verenigd Koninkrijk en door de Orde van Franstalige en Duitstalige balies van België, de Ligue des Droits de l’Homme en de Liga voor Mensenrechten voor België. Die klachten werden samengevoegd en leidden nu tot deze toch wel hoopgevende uitspraak van het Hof.
De uitspraak
In haar oordeel stelt Het Europees Hof van Justitie letterlijk dat de dataretentiewetgeving zoals die nu van kracht is in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de fundamentele rechten en vrijheden niet waarborgt. Het Hof oordeelt dat algemene en ongedifferentieerde gegevensbewaring op grond van het Europees recht enkel is toegestaan wanneer de staat geconfronteerd wordt met een “ernstige bedreiging van de nationale veiligheid” die aanwezig of te voorzien is, maar alleen onder toezicht van rechtbanken of onafhankelijke administratieve instanties en wanneer dit slechts tijdelijk gebeurt. Tenslotte bepaalt het Hof van Justitie van de Europese Unie dat nationale rechtbanken in strafprocedures geen gebruik mogen maken van informatie die is verkregen in het kader van regelingen voor het bewaren van gegevens in bulk tegen verdachten.
Het arrest van het Hof betekent daarom een stevige klap voor de bestaande wetgeving in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en voor de andere Europese lidstaten die er vergelijkbare praktijken op na houden. Met dit arrest bepaalt het Hof van Justitie in wezen dat de lidstaten alleen kunnen overgaan tot algemene en ongedifferentieerde dataretentie in uitzonderlijke gevallen wanneer er sprake is van “ernstige bedreiging van de nationale veiligheid” én wanneer zij onderworpen zijn aan een rechterlijke of administratieve instantie. Het Europees Hof heeft hiermee nogmaals duidelijk gemaakt dat er een einde moet komen aan de huidige illegale praktijken.
Vrij spel voor moordenaars, terroristen, verkrachters en pedofielen?
Betekent dit dan dat moordenaars, terroristen, verkrachters en pedofielen vanaf nu allemaal vrij spel krijgen, zoals sommige populisten beweren? Neen, integendeel. Politie en justitie beschikken over een zeer uitgebreid arsenaal aan wapens en bevoegdheden waarmee ze criminelen en terroristen kunnen en moeten opsporen. Daar hoort uiteraard ook het gebruik van telecom- en internetgegevens bij. Niemand zal dat ontkennen. Het Europees Hof van Justitie heeft wel geoordeeld dat ook deze wapens en bevoegdheden, net als alle andere, enkel gebruikt kunnen worden als dat noodzakelijk is en als dat op een proportionele manier gebeurt. Het Hof heeft met andere woorden gedaan wat nodig is in een democratische samenleving: de grondrechten van miljoenen onschuldige Belgische (en bij uitbreiding Europese) burgers beschermen.
Laat dit een van de eerste grote werven zijn van onze kersverse minister van justitie Vincent Van Quickenborne. Als liberaal en als democraat zouden we zelfs durven denken dat hij het aan zichzelf verplicht is om komaf te maken met dat wangedrocht van een dataretentiewet en om gegevensbewaring terug te brengen tot waar het werkelijk om draait: enkel als het noodzakelijk en proportioneel is.